Cler./presb. Luik, A. 1499-1511 (1499-1511) Den Bosch Heer Jan Oems was een zoon van Henrick, zoon van Jan Oems. Zowel zijn vader als zijn grootvader woonden waarschijnlijk aan de Oude Huls in Den Bosch. Grootvader Jan trad in 1459 tweemaal op als getuige bij testamenten, éénmaal aan de Oude Huls en éénmaal in de Beurdse straat. Hij is misschien ook dezelfde als de Jan Oems die omstreeks 1469 voorkomt als deken van het St.Barbaragilde. In 1492 wordt hij genoemd als Jan Oems die Oude. Waarschijnlijk was hij toen nog in leven. Behalve Henrick had hij nog een zoon Jan. Deze zal dezelfde zijn als de Jan Jan Oems die van 1471 tot 1496 wordt vermeld als deken van het St.Barbaragilde en in 1493 tevens als deken van de St.Anthoniusbroederschap. In de stadsrekeningen wordt hij van 1498 - de voorgaande jaren ontbreken - tot 1517 ook vermeld als de beambte die van stadswege de vier waterpoorten bij de Oude Huls opende en sloot. Hij ontving daarvoor jaarlijks 5 Rijnsgulden en 5 stuivers. Aanvankelijk wordt hij vermeld als Jan Oems Janss maar vanaf 1503/04 heet hij steeds Jan Oems die Oude, misschien ter onderscheiding van zijn neef heer Jan. Hij was getrouwd met Jut, dochter van Herman van Spoerendonck, en had bij haar vermoedelijk drie kinderen: Gerit, Sophye en Wouter. 1) Gerit Oems Janss volgde Jan in 1517 op als sluiter van de waterpoorten aan de Oude Huls. Zijn vermoedelijke zuster Sophie was getrouwd met Lodewich Alaerts. Deze deed op 11 september 1492 namens zijn vrouw afstand van haar rechten op twee erfcijnzen uit een hofstad in de Postelstraat die haar vader Jan Jan Oems die dag had verkocht aan Jan Goyarts van Hedel. Een Wouter Oems Janss droeg in 1505 een erfpacht uit een hoeve te Uden over aan het Groot Gasthuis. Op 16 februari 1519 kocht dezelfde Wouter een huis, erf, plaats en achterhuis in de Postelstraat op de hoek met het Uilenburgstraatje. Volgens Van Sasse van Ysselt was hij tweemaal getrouwd en was zijn tweede vrouw Beatris, dochter van Marcelis vanden Eeckaert en van Joestken (Judoca), dochter van Jan Symons vanden Graft. Volgens Van Oudenhoven stichtten ze samen op 25 februari 1524 aan de Weverplaats het Oemsgasthuis voor dertien vrouwen. Wouter had een zoon Gerit die nog vóór zijn vader overleed en vier kinderen achterliet: Aryken, Heylwich, Agnes en Ermgart. Deze vier verdeelden begin 1540 samen met enkele verwanten van hun grootmoeder de nalatenschap van hun grootvader en verkochten op 24 januari 1540 diens huis in de Postelstraat. Aryken trouwde met Gerit, zoon van Willem Henrickx, Agnes met de wever Lenart, zoon van Steven van Hynsberch, en Ermgart met Peter, zoon van Henrick Loekeman (vgl. nr.248). Twee andere vermoedelijke nakomelingen van Jan Oems Janss zijn de Jan Oems die in 1550 vermeld wordt als koster van de O.L.V.-broederschap en de Andries Oems die omstreeks 1547 in het blok van de Kerkstraat woonde. Dezelfde Andreas Oems Busciducensis was van 1548 tot 1562 in Den Bosch werkzaam als openbaar notaris ( -- Luik, I.Brab.). Hij werd op 20 augustus 1561 benoemd tot stadssecretaris en overleed op 8 november 1562. 2)
Van heer Jans vader Henrick Oems is weinig bekend. Tijdens de zetting van 1502/03 woonde hij in het blok van de Weverplaats waar ook de Oude Huls lag. Hij betaalde toen 90 stuivers belasting en behoorde daarmee tot de rijkste 11 procent van de Bossche belastingbetalers. Zijn broer Jan Oems die in hetzelfde blok woonde betaalde 40 stuivers waarmee hij tot de rijkste 24 procent behoorde. Henrick leefde nog in 1507 toen hij bij een handeling ten overstaan van zijn zoon als getuige optrad. Behalve heer Jan had hij nog een kind: Maryken. Ze was getrouwd met Wouter, zoon van de lakenkoopman Jan van Loom genaamd Nobelman. Deze laatste woonde in het huis geheten "In de drie Nobelen" in de Orthenstraat dat na zijn dood in 1530 bij erfdeling werd toegewezen aan Wouters zuster Jutken. Jutken had van haar man Jan Lieven Beernts van Mennen acht kinderen waaronder ook Maryken. Deze was getrouwd met de ossenkoper Herman die Ruyter, een calvinist die na de beeldenstorm van 1566 in 1567 de stad verliet. Op 9 december 1570 nam hij op last van Willem de Zwijger Loevestein in door zich als Franciscaanse monnik te verkleden. Bij de herovering van het kasteel door Spaanse troepen tien dagen later kwam Herman die Ruyter om het leven. Zijn hoofd werd door de veroveraars afgehakt en lange tijd op de Bossche Markt ten toon gesteld. 3)
De notaris heer Jan Oems studeerde omstreeks 1492 te Keulen. Zijn vader Henricus Oems, filius Johannis Oems senioris, droeg hem op 6 augustus van dat jaar ter ondersteuning van zijn studie het recht over op 10 Rijnsgulden die hem beloofd waren door een zekere Henrick die Coster. Jans naam komt echter in het inschrijvingsregister van de Keulse universiteit niet voor. Misschien hoorde hij bij de groep van negen Bosschenaren die zich er op 22 mei 1489 lieten inschrijven. In 1499 was heer Jan weer terug in Den Bosch. Hij stelde er op 14 oktober van dat jaar zijn eerste notariële akte op en noemt zich daarin nog clericus. Volgens zijn tweede akte van 27 juli 1500 was hij toen inmiddels tot priester gewijd. Heer Jan, die bij de Loefsbrug woonde, bleef tot 1511 actief als notaris. Heer Jacop Monick, rector van het St.Barbara-altaar in Tilburg, liet in het testament dat hij op 9 september 1507 ten overstaan van hem maakte een "Overlensche Koervorsten gulden" aan hem na voor vijf door hemzelf te lezen dertigsten. Op 31 juli 1507 werd heer Jan geïnstalleerd als eerste rector van het altaar van Maria Magdalena in de St.Petruskapel in de Orthenstraat. In 1510 had hij vermoedelijk een ander beneficie verworven want hij bediende toen weliswaar nog steeds het Maria-Magdalena-altaar in de St.Petruskapel maar heer Jan Bardeyn (zie nr.34) was hem toen inmiddels opgevolgd als rector. Na 2 april 1511, toen hij als notaris nog een codicil vervaardigde voor Jenneken Beerskelman, wordt hij voor zover bekend in de Bossche bronnen niet meer vermeld. 4)
|
Noten | |
1. | Bijlage II, 106.6, 128.1, 269.9; GAH, RA 1238, fo.104r (15 juni 1469), RA 1240, fo.49r (1470/71), RA 1241, fo.260r (1471/72), RA 1243, fo.285r (1473/74), RA 1248, fo.284r (1478/79), RA 1260, fo.325v (20 juli 1491), RA 1261, fo.309r (6 aug.1492), RA 1262, fo.262v, fo.304r-v (1492/93), RA 1265, fo.43r (1495/96); GAH, OA B9 (1498) t/m B26 (1516/17); GAH, GB 384-387 (11 sept.1492); Vgl. notaris nr.128. |
2. | GAH, OA B27 (1517/18) vv.; GAH, GG 2382 (15 febr.1521); Van Rooij, Het oud-archief, I 165 nr.2382, 248 nr.3236; GAH, RA 1291, fo.95r (16 febr.1519), RA 1332, fo.87r (24 jan.1540); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 225, 228, vgl. III 543; Van Oudenhoven, Beschrijvinge, 50; Coopmans, De rechtstoestand, 40, 111; OLVB 52, band 15, fo.- (1549/50); GAH, OA B53 (1547); GAH, THG - (3 aug.1548); RANB, SET 2, nr.XLI (5 nov.1557); APB, St.Jan I, akte d.d. 10 sept.1561; GAH, GBW 1290 (4 sept.1562); GAH, RA, Bijlage I van de inventaris; Vgl.: Jacobs, Justitie, 280 (Wouter Oems Dirksz, "goede man" of rentmeester van Den Bosch, 1505-1508); Van Rooij, Het oud-archief, I 364 (het "Baetken-Oomsgasthuis", 1580). |
3. | GAH, OA B12 (1502/03), vgl. B15 (1505/06) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 143-145); Bijlage II 285.3; GAH, RA 1330, fo.185v (1538/39); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 75-76, 83, 86-87. |
4. | GAH, RA 1261, fo.309r (6 aug.1492), vgl. RA 1223, fo.153v (14 dec.1452) (dominus Johannes Oem, presbiter, zoon van Bartholomea de Floen, filia quondam Johannis de Floen); Bijlage II 184.4, 285.1 t/m 285.6; Wolf, "Zilver", 145 (afbeelding van akte 285.2); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 266; Vgl.: Keussen, Die Matrikel, II 258 nrs.126-134. |